- Door Kornuyt
- Geplaatst in bedrijfsvloer-2
- Met 0 Reacties
- PERMALINK
- STANDARD POST TYPE
Vloerconstructie: draagvloer
De draagvloer zorgt voor het draagvermogen van een vloer. Een draagvloer kan over het volledig oppervlak worden ondersteund of het kan vrijdragend zijn. Bij zwevende vloeren is meestal sprake van geprefabriceerde elementen uit beton, hout, staal of een combinatie van deze materialen. Volledig ondersteunde draagvloeren bestaan hoofdzakelijk uit beton en worden ook wel aangeduid als elastisch ondersteunende vloeren. Vrijdragende vloeren kunnen op elk niveau in een gebouw worden aangebracht. Blijvend flexibel ondersteunde vloeren is een vereiste bij een dragende ondergrond en bevinden zich daarom veelal op maaiveldniveau.
Vloerconstructie: Dekvloer
Dekvloeren worden op een dragende ondergrond aangebracht en vervullen verschillende functies. Ook in de wijze van uitvoering zijn er grote verschillen. Zo kan de vloer hechtend worden aangebracht, los op folie of zwevend op een isolatiepakket worden gelegd. Bindmiddelen waarmee dekvloeren worden vervaardigd zijn: cement, calciumsulfaat, magnesiet, (giet)asfalt en kunsthars. Van deze bindmiddelen worden cement en calciumsulfaat het meest toegepast in de woningbouw. Gietasfalt wordt voornamelijk in de utiliteitsbouw en industrie gebruikt. Magnesiet wordt in Nederland op dit moment nog zelden toegepast. Kunsthars als bindmiddel komt veel voor bij speciale vloeren in de industrie.
Vloerafwerking
Vloerafwerkingen komen voor in de meest uiteenlopende materialen, uitvoeringen en verschijningsvormen.
De keuze voor een bepaald type vloerafwerking speelt een belangrijke rol in de uitvoering van de dekvloer. Dit hangt samen met de eigenschappen van de vloerafwerking. Als vloertegels worden gezet in specie zijn klein oneffenheden in de dekvloer niet erg. Is er sprake van een geplakte vloerafwerking, dan is elke hobbel in de dekvloer ook in de vloerafwerking zichtbaar. Ook op het moment waarop de vloerafwerking mag worden aangebracht, wordt in belangrijke mate bepaald door het type vloerafwerking. Bij een dampopen niet geplakte vloerbedekking zal een hoeveelheid restvocht in de dekvloer weinig problemen opleveren. Het eventuele restvocht kan immers nog uit de vloer verdampen. Bij een gesloten en geplakte vloerafwerking kan een te grote hoeveelheid restvocht schade tot gevolg hebben, zoals het loskomen of bol gaan staan van de vloerafwerking.
Combinaties vloerconstructie
De functie van draagvloer, dekvloer en/of vloerafwerking kan ook in één materiaal gecombineerd voorkomen. Het bekendste voorbeeld van deze combinatie van functies is de monolitische betonvloer. De betonvloer vervult de rol van draagvloer en het afgewerkte oppervlak wordt direct door verkeer belast.
Een vorm waarbij dekvloer en vloerafwerking worden gecombineerd is bijvoorbeeld een dekvloer voorzien van een slijtlaag. Hierbij wordt op de draagvloer een dekvloer aangebracht met daarop nat-in-nat een sterkere toplaag dan normaal. Een terrazzovloer is ook een dekvloer met een gecombineerde functie. Op een dekvloer wordt eveneens nat-in-nat een toplaag aangebracht bestaande uit een eventueel gekleurde specie met een speciaal samengesteld mengsel van toeslagmaterialen. Als toeslagmateriaal wordt grind gebruikt maar ook gebroken natuursteensoorten. Na verharding wordt de toplaag geslepen waardoor de gewenste vloerafwerking ontstaat. Een belangrijk verschil van een terrazzovloer met alle andere vloerafwerkingen uit natuursteen, is het monolitisch karakter van een terrazzovloer.
Vloerconstructie: functie van een draagvloer
De belangrijkste functie van een draagvloer is het zorgen voor de afdracht van belastingen op de vloer naar de fundering via omringende dragende delen, zoals balken, kolommen en wanden. Algemene aandachtspunten van de draagvloer voor het ontwerp van een dekvloer zijn: – De sterkte; – De stijfheid en vervorming; – De stabiliteit; – De oppervlaktegesteldheid en vochtcondities.
De stijfheid van een draagvloer is een belangrijke eigenschap die direct wordt beinvloed door de materiaalkeuze. Een houten draagconstructie met houten vloerplanken is relatief slap. Om zonder problemen een dekvloer aan te kunnen brengen moet eerst een verstijving op de houten vloer worden aangebracht. Deze verstijving kan bestaan uit plaatmateriaal van hout dat op de draagconstructie wordt bevestigd. Ook worden zwaluwstaartplaten van metaal toegepast, waarop een betonnen druklaag wordt gestort.
Hoewel beton een stijf materiaal lijkt, kan ook dit zodanig vervormen dat schade ontstaat. Met name de drogingskrimp en kruip van beton kunnen zorgen voor schade aan de dekvloer en eventuele vloerafwerking. Kruip is het verschijnsel waarbij de vloer doorbuigt onder invloed van een constante belasting, vergelijkbaar met de boekenplank vol boeken. De kruip wordt bepaald door het moment waarop de vloer wordt belast, de duur daarvan en de hoogte van deze belasting.
De kans op scheurvorming door beweging van de draagvloer wordt in belangrijke mate bepaald door de onderlinge verbondenheid van de dekvloer aan de draagvloer. Een blijvend hechtende dekvloer zal alle bewegingen van de draagvloer volgen. Een dekvloer op een isolatiepakker (zwevende dekvloer) zal een zekere beweging van de ondergrond zonder problemen kunnen opvangen.
Typen vloerafwerking
Er zijn veel verschillende typen vloerafwerkingen, de vloerafwerkingen die het meest gebruikt worden in zakelijke omgevingen zijn; gietvloeren, industrievloeren, bedrijfsvloeren en antislipvloeren. Vloerafwerkingen hebben de bedoeling de gebruikswaarde van de totale vloer te verbeteren. Bijvoorbeeld door:
- Een beter beloopbaar oppervlak creëren
- Het uiterlijk van de vloer verfraaien
- Een akoestische demping te bewerkstelligen
- Een vereenvoudigd onderhoud mogelijk te maken
- De dekvloer te beschermen tegen vochtindringing en/of aantasting.
Aspecten van de vloerafwerking die van invloed zijn op de keuze, het ontwerp en de uitvoering van de combinatie dekvloer-vloerafwerking betreffen onder meer: – De wijze van aanbrengen (gehecht of zwevend); – Het vervormingsgedrag (krimp) bij uitharden; – Het vervormingsgedrag na uitharden en/of aanbrengen; – De vervormingscapaciteit (elasticiteitsmodulus); – De waterdichtheid en dampdiffussieweerstand.